Allegaartje. Bedenkingen bij een gestuite
onderwijsmisvorming. En over appelen en worst.
Het lumineuze idee van domeinscholen dook enkele jaren
geleden op tijdens de legislatuur van Frank Vandenbroucke. Een slimme socialist
zijnde en het debacle van het VSO indachtig, besloot en beloofde hij deze
nieuwe structuur (uniek in de wereld) eerst grondig en langdurig uit te testen
en niet hals over kop in te voeren in het overbelaste onderwijs. Zou iemand willen
uitleggen waarom zijn opvolger, Pascal Smet, ook een socialist maar minder geduldig,
deze wijze benadering van een experiment overboord gooide en de hervorming radicaal
en zonder verwijl voor iedereen wilde verplichten? De brave man had geen 3000
stemmen achter zijn naam, mocht desondanks minister van het hele Vlaamse
onderwijs worden en vond toen dat hij het mandaat had om de toekomst van honderdduizenden
Vlamingen te bepalen. Sommigen vrezen dat dit was om zichzelf in de kijker te
plaatsen, anderen vermoeden dat hij in zijn ideologische voortvarendheid het
ijzer wilde smeden zolang er nog eigen volk aan de blaasbalg stond. Had iemand
(tenzij Georges Monard) hem daar hoogdringend om verzocht? Het onderwijsveld?
De basis? De mensen? Of waren het enkel en alleen de predikanten die van kloof,
waterval en achterstelling hun catechismus hebben gemaakt? Degenen die enkel de
minpunten zien en niet het vele goeds in het Vlaamse onderwijs?
Wat is er fout aan wat goed marcheert?
Wat is er democratisch aan een onderwijsrevolutie die een
onderwijsvorm waar velen op gesteld zijn (ASO dus, 40% van de schoolbevolking
wil er zitten) zonder meer wilde afvoeren? Ik heb vier decennia Latijn en
Grieks gegeven, dus ik ken de menselijke neiging om een traditie die men niet
genegen is, liever te zien verdwijnen. Het zijn voornamelijk lieden die er zelf
nooit kennis mee maakten maar die desondanks de zin, het nut, de verdienste ervan
ten stelligste en met het grootste gemak betwijfelen. Of die zich ‘gekwetst’
voelen door wat zij beschouwen als het elitaire karakter ervan. Maar ik ken evenzeer
het frisse verlangen van vele jongeren om wél in dat oude, ervaren onderwijs te
zitten. U zou verwonderd zijn met hoeveel plezier dat gebeurt, jaar na jaar,
ook al is het niet gemakkelijk.
Vinden we het bijgevolg democratisch dat een deel van de
bevolking zegt tegen een ander deel (een significant deel – trouwens, als het
een kleine minderheid betrof, dan gold de bemerking ook): jullie voorkeur moet
verdwijnen, is voortaan onmogelijk? Iedereen moet doen zoals wij. Je moet
voortaan eten wat wij willen eten. Werkt democratie op die manier? Niet in mijn
opvatting ervan. Wel in die van ideologen die, in hun diepste wezen, maar
kunnen fungeren in een eenpartijstaat en die per definitie een afkeer hebben
van traditie en verschil (afkeer die liefst positief geformuleerd wordt, als
progressiviteit en gelijkheid).
Daarom vind ik het prima dat dit onderwijsakkoord iedereen,
democratisch, de keuze laat welk onderwijs hij aanbiedt of volgt. Zo kan wie gesteld
is op de beproefde en betrouwbare weg, deze blijven volgen en zo aanspraak
maken op zijn rechtmatige erfenis. En wie dat verkiest, mag vrijwillig het
risico lopen dat aan experimenten verbonden is. Maar ik hoop wel dat die
laatsten, in het geval ze van een koude kermis thuis komen, het niet aan de
eersten zullen verwijten. Zoals dat indertijd met het VSO ging, dat het
‘slachtoffer’ heette te zijn van het voortbestaan van het oude systeem. En
zoals men nu, binnen het ‘eenheidstype’, aan het ASO de problemen van andere
onderwijsvormen wijt. Telkens is de oplossing dat de onderwijsvorm die zijn
reputatie blijft waarmaken om dat succes moet verdwijnen. Het is anderzijds niet
uit te sluiten dat deze keer het experiment succes kent. Dan zullen de koppige
traditionalisten toch uit zichzelf volgen, gezien de vrijheid die dit akkoord
iedereen laat. Is dat niet de logische gang van zaken?
Het gevaar van het gelijk van de ander
Begrijpt u dan waarom koepels en partijen toch iedereen koppig
willen dwingen meteen in dezelfde pas te lopen? Kan dat zijn om te vermijden
dat weer eens het bewijs van het tegendeel geleverd wordt? De schrik dat de
voluntaristische idealisten toch met de gebakken peren zouden zitten, terwijl
de voorzichtige conservatieven een goede belegging doen? Dit is, terzijde
gezegd, volgens mij de voornaamste drijfveer achter alle dwang tot
eenheidsdenken, van welke denominatie ook:
de ander die mijn opvattingen niet volgt, moest maar eens gelijk hebben
en dus beter af zijn met zijn keuze. Waarom moet het hele onderwijs trouwens van structuur
veranderen omdat er jongeren zijn die daar niet goed in aarden?
Laat ik vergelijken om te verduidelijken. Moeten we een boomgaard omhakken omdat er appelen van de bomen vallen? Zullen we de bioloog geloven die stelt dat hij bomen heeft uitgedacht waar voortaan geen appelen voortijdig afvallen? Ze zijn alleen nog niet uitgetest. Als ik verstandig ben, plaats ik ergens zo’n experimenteel exemplaar en kijk hoe het de appelen vergaat. Gaan ze zoet of bitter zijn? En toch weer te vroeg vallen? In het uiterste geval vervang ik de boom waar de meeste appelen afvallen. Ga ik denken dat het de schuld is van de andere bomen dat die ene het minder goed doet? (Vergeet niet dat we in een systeem zitten waar appelen die in de ene boom niet goed aarden nog altijd in een andere terecht kunnen. Dat kan in vergelijkingen.) We gaan toch zeker niet de boom omhakken waarvan de appelen het meest gegeerd zijn?
Ik bedoel hier nergens dat men niet al zijn bomen moet
verzorgen opdat er zo weinig mogelijk appelen vallen. Maar men zou zich
minstens moeten afvragen of het de schuld is van de bomen dat er appelen afvallen,
of eerder van het weer of van wormen of een slechte ondergrond of tekort aan
bemesting. Kortom, is het überhaupt te vermijden dat appelen vallen? Volgens
mij niet. De zwaartekracht heet dat in de fysica. Het leven is zwaar, ook het
schoolleven. Dus ook de politici die de huidige overeenkomst hebben gesloten,
wezen gewaarschuwd: er zullen in de toekomst spijtig genoeg nog steeds appelen
vallen.
Vervangen we alles en iedereen om gebreken?
Maar je kan natuurlijk een huis afbreken omdat er gebreken aan
zijn, ook al wonen daar mensen tot hun tevredenheid. In een nieuw huis zijn de
oude gebreken misschien afwezig maar binnen de tien jaar doen er zich daar andere
problemen voor, of weer dezelfde, en misschien meer dan in het oude. Idem voor
huwelijken. Zo zit de wereld in elkaar. Problemen blijven komen. Maar heeft u
al ooit pleidooien gehoord om de hele gezondheidszorg radicaal van structuur te
veranderen omdat er mensen ziek blijven worden, ondanks alle zorg? Of het hele
juridische apparaat omdat er lieden door de mazen van het net blijven glippen,
ondanks alle inspanningen van politie en rechters? Of de hele politieke
structuur omdat er maatschappelijke problemen blijven die niet zomaar opgelost
geraken, ondanks alle geweldige beloften en projecten van politici? Zonder de kostenplaatjes
te vergeten. Nee dus. Waarom moet het onderwijs dan wél dergelijke radicale,
revolutionaire ingrepen ondergaan?
Zit er niet wat anders achter deze eis tot complete
verbouwing? Het antwoord is hogerop al gegeven. De eigenlijke reden is puur ideologisch,
product van een foute analyse van mens en wereld, die wat boven is naar beneden
wil halen (de ‘elite’ moet afgevoerd want “de kloof is nog nooit zo groot
geweest”, reden waarom “de rijken ook de crisis moeten betalen”, het is nu
eenmaal de schuld van degene die voorop is dat er anderen achterop komen). De
enorme druk die telkens op onderwijshervorming wordt gezet, is enkel te
verklaren door één verschijnsel: de visie op mens en wereld die alleen maar
tekort en slachtofferschap erkent en desnoods, om relevant te blijven, promoot.
Voor de revolutionaire drang tot wereldverbetering opkwam, bestonden er geen radicale
plannen om onderwijs overal tegelijk verplicht te wijzigen maar lieten de
dromers van een betere wereld zulks met genoeg zin voor realisme geleidelijk
gebeuren. Evolutie, geen revolutie en radicale oplossingen.
Struikelende volmaaktheid versus werkzame onvolmaaktheid
Is bekommernis om de achterblijvers en degenen die het
moeilijk hebben niet nodig? Natuurlijk wel. Je hoeft geen bevlogen
wereldverbeteraar te zijn om met je medemens in te zitten. Maar het koesteren
van hoge idealen is al te vaak een garantie op problemen eerder dan een
oplossing. Ook verlichte vorsten zagen het als hun eerste en voornaamste taak
te zorgen voor al degenen die hun waren toevertrouwd. Dat er van hun eigenwijze
idealen vaak niet veel in huis kwam, doet niets af aan de goede bedoelingen.
Ook socialistische republieken hebben op dat vlak grotere steken laten vallen
dan kapitalistische democratieën.
Maar goed. Laten we aannemen dat we een volmaakte structuur,
perfecte leerplannen, ideale lerarenopleiding enz. kunnen bedenken en opleggen
aan de bevolking. Hoe zit het dan met de onvolmaakte leerkrachten, ouders,
leerlingen, directies? Degenen in al die groepen die toch niet ijverig genoeg
zijn om zich aan hun taak te wijden, of die met zichzelf in de knoop liggen, of
die door hun omgeving worden gehinderd om het beste uit zichzelf te halen? Kan
een ideale structuur niet onvolmaakt ingevuld worden?
Laat ik het omkeren. Wat vinden we van een onvolmaakte
structuur waar niet iedereen maar velen hun best doen om daar het beste van te
maken? Want dat is volgens mij vandaag het geval in het onderwijs, zoals
trouwens op de meeste plaatsen in onze maatschappij. Ik verkies alvast een
onderwijs dat er rekening mee houdt dat het met onvolmaakte mensen te doen
heeft die ook niet volmaakt hoeven te zijn. De structuur van dat onderwijs is,
welke hij ook is, daaraan ver ondergeschikt. Humane inhoud boven perfect
geachte vorm. Innerlijk boven uiterlijk.
Problemen maken in plaats van oplossen
Ik verkies een onvolmaakte school waar we de tijd krijgen om
problemen zo goed mogelijk te leren kennen, door overleg en gepalaver met alle
betrokkenen, zodat we er zo goed mogelijk rekening mee kunnen houden en de
scherpe kanten zoveel mogelijk afvijlen, op maat van wie voor ons zit, ouder,
leerling, collega ... Op die manier verandert onderwijs vanzelf, zonder zware
structuurwijzigingen en telkens veranderende voorschriften. Omdat mensen nu
eenmaal graag zelf uitzoeken hoe iets beter kan lopen. Dat vraagt ook veel
minder energie dan wanneer die telkens verdampt in vernieuwingen en de
problemen die ze met zich meebrengen; waar dan weer nieuwe structuurwijzigingen
voor bedacht worden, zodat we telkens terug naar af moeten.
Geloof me, ik heb 25 jaar in de pedagogische staf van mijn
school gezeteld en weet hoe dat gaat. Met de beste bedoelingen van de wereld.
Maar zo vluchtig en uitputtend. Om de drie, vier of maximum vijf jaar werden,
onder druk van overheid en juridisering, examen-, punten- en
deliberatiesystemen gewijzigd (ik zwijg van al de rest). Iedere keer opnieuw
heerste er chaos en kon de school van vooraf aan proberen het warm water uit te
vinden. Zoek het zelf maar uit, was de boodschap van de overheid. Maar dat en
dat kan niet meer en dat en dat moet voortaan. En nooit waren er geen
problemen.
Het meest probleemloos was, lang geleden, de periode dat er nog niet om de haverklap wijzigingen werden opgelegd. Omdat we de problemen kenden en zo menselijk mogelijk behandelden. En ook omdat de mensen nog vrede namen met onvolmaaktheid. Wie, denkt u, heeft hen trouwens aangepraat dat ze recht hebben op het volmaakte bestaan en dat ze dat kunnen opeisen van de overheid en haar bedienaren? Ziedaar de bron van een massa problemen, zoals deliberaties met 3, 4 en meer tekorten, waardeloze diploma’s dus; juridische procedures waar directies hun vakanties in moeten steken; een eindeloze papierberg en administratie ... En minder tijd voor de core business, lesgeven en jongeren helpen opgroeien.
Het meest probleemloos was, lang geleden, de periode dat er nog niet om de haverklap wijzigingen werden opgelegd. Omdat we de problemen kenden en zo menselijk mogelijk behandelden. En ook omdat de mensen nog vrede namen met onvolmaaktheid. Wie, denkt u, heeft hen trouwens aangepraat dat ze recht hebben op het volmaakte bestaan en dat ze dat kunnen opeisen van de overheid en haar bedienaren? Ziedaar de bron van een massa problemen, zoals deliberaties met 3, 4 en meer tekorten, waardeloze diploma’s dus; juridische procedures waar directies hun vakanties in moeten steken; een eindeloze papierberg en administratie ... En minder tijd voor de core business, lesgeven en jongeren helpen opgroeien.
Het resultaat van blinde ideologie en van blinde paniek
Nog een woord over de ideologie achter de wijzigwoede. Een
jaar of twee geleden zag ik in Berlijn in een museum met DDR-memorabilia teksten
over onderwijs. Met een schok realiseerde ik me dat het ging om een ouderwetse
versie van nogal wat hot items uit onze leerplannen en eindtermen, uit de
voorbije en de geplande onderwijshervorming. Zaken die velen intussen perfect
normaal (= de norm zijnde) en vanzelfsprekend vinden, wegens de jarenlange
indoctrinatie, zodat we zelfs denken dat we ze zelf bedacht hebben. Maar ze
bestonden al lang voor wij ze hier aangeleverd kregen.


Verboden te spellen, verplicht te nivelleren
Want zijn de meubelen nu gered met dit onderwijsakkoord? Ik
bedoel: nu de bedreigde structuren vooralsnog in leven worden gelaten? Nee. De
genoemde ideologische bias tegen ‘elites’ en voor egalisatie heeft, omdat de
structuur weerbarstig was, zich al lang ook op de inhoud gericht. De ‘mars door
de instellingen’ heet dat (zie ook in de media, de NGO’s, ...). Een inwendige
nivellering is dus al jaren geleden ingezet. Stapsgewijs, haast onmerkbaar. Een
druppel holt een steen uit, niet door één keer te vallen maar keer op keer.
Voorbeeld. Taalonderwijs. Met het eenheidstype in 1989
werden de uren van taalvakken drastisch verminderd. Een ‘eerste moderne’, die
voordien 8 uur Nederlands aanbood, mocht er voortaan nog 5 aanbieden. Zwaar
structureel snoeiwerk, dat ook vergezeld werd van nieuwe leerinhouden en
methodieken. Net in een periode dat er meer en meer kinderen met een andere
thuistaal aan dat onderwijs gingen deelnemen. Allicht stelt men enkele jaren
later vast dat te veel ASO-leerlingen last krijgen van taalachterstand. Actie
wordt ondernomen, de scholen krijgen allerhande projecten opgedrongen:
Nederlands als tweede taal (NT2), Nederlands instructietaal enz. Ze worden even
goed maar met stille trom weer afgevoerd (wegens niet bijzonder efficiënt) en
vervangen door luid aangekondigde nieuwe projecten: taalstimulering- en taalverdiepingacties,
begeleiding hier, immersie daar, remediëring overal.
Tegelijk bouwt men welbewust jaar na jaar de eisen af qua taalbeheersing. Spraakkunstonderwijs heet eerst uit de tijd te zijn (“We knippen geen zinnen meer in stukjes. We doen voortaan aan taalbeschouwing”), wordt dan not done en ten slotte gewoon leerplanmatig verhinderd. De theorie is nochtans mooi: ik nodig iedereen uit de omfloerste doelstellingen in de leerplannen erop na te lezen. Je gaat voorwaar denken dat de leerlingen in een taalkundige hemel zullen aanbelanden. De praktijk is anders en heeft als resultaat dat zelfs in een uitgesproken talenrichting als Latijn-Grieks leerlingen zo goed als geen Nederlandse spraakkunst aangeleerd krijgen tot en met het vierde jaar. Niet dat die het niet zouden kunnen, “maar we mogen van de begeleiding geen onderscheid maken tussen al onze afdelingen”. Aldus mijn collega’s Nederlands. Als iedereen even snel of traag moet lopen, dan weet u wie het tempo bepaalt. Is het dan een wonder dat universiteiten taalcursussen Nederlands moeten inrichten voor studenten wetenschappen en dat veel te veel ASO-studenten in het hoger onderwijs in de eerste plaats struikelen over academisch taalgebruik?
Tegelijk bouwt men welbewust jaar na jaar de eisen af qua taalbeheersing. Spraakkunstonderwijs heet eerst uit de tijd te zijn (“We knippen geen zinnen meer in stukjes. We doen voortaan aan taalbeschouwing”), wordt dan not done en ten slotte gewoon leerplanmatig verhinderd. De theorie is nochtans mooi: ik nodig iedereen uit de omfloerste doelstellingen in de leerplannen erop na te lezen. Je gaat voorwaar denken dat de leerlingen in een taalkundige hemel zullen aanbelanden. De praktijk is anders en heeft als resultaat dat zelfs in een uitgesproken talenrichting als Latijn-Grieks leerlingen zo goed als geen Nederlandse spraakkunst aangeleerd krijgen tot en met het vierde jaar. Niet dat die het niet zouden kunnen, “maar we mogen van de begeleiding geen onderscheid maken tussen al onze afdelingen”. Aldus mijn collega’s Nederlands. Als iedereen even snel of traag moet lopen, dan weet u wie het tempo bepaalt. Is het dan een wonder dat universiteiten taalcursussen Nederlands moeten inrichten voor studenten wetenschappen en dat veel te veel ASO-studenten in het hoger onderwijs in de eerste plaats struikelen over academisch taalgebruik?
Hebben we dit tot ons laten doordringen? Tot en met het
einde van de tweede graad is gemeenschappelijke grammaticale onkunde vandaag zo
goed als verplicht. Dat is dus nog een graad verder dan de onvolprezen gemeenschappelijke
eerste graad die er zat aan te komen. Dé taak van de taalleerkracht is trouwens
vaardigheden onderwijzen – ook in andere moderne talen. En wonder boven wonder:
de kinderen luisteren, lezen, schrijven en spreken niet beter en doorgaans slechter
dan tevoren toen spraakkunst en literatuur de regel waren. Spellingsfouten en
andere taalfouten mogen door geen enkel vak in rekening genomen worden bij de
beoordeling. “De leerplannen staan dat niet toe.” (Er staat namelijk nergens dat het mag. Dus dan mag het niet, is de redenering in gejuridiseerde tijden. Voor de duidelijkheid: er staat even goed nergens dat het niet mag. Maar er moest maar eens een klacht komen.) Aandacht voor spelling mag hoogstens bij de te vermijden
occasionele spellingsoefening. Dan klinken de al jaren galmende oproepen van ‘onderwijsexperts’
om het taalonderwijs te versterken bepaald cynisch.
Gelijkaardige verhalen kan u horen bij wiskunde, waar een
rekenmachine intussen onmisbaar is voor eenvoudige bewerkingen als optellen en
aftrekken en waar het gebruik van formularia (met de basisformules) tijdens
examens vaker verplicht is dan niet.
Dit waren maar twee voorbeelden. Vraag aan onderwijsmensen
en er zal u nog meer gegeven worden. Met andere woorden, nu men de vloedgolf
van de onderwijshervorming voor een keer heeft kunnen stuiten, is er een pak
werk aan de winkel om al het water dat al in muren en fundamenten en meubels
zit, weer naar buiten te draineren. Als het kalf al niet verdronken is. Desalniettemin hoop ik dat het tij nu gaat keren.
Bezorgdheid is nog geen expertise.
Tot slot nog bedenkingen bij enkele hoogst ontevredenen met
dit onderwijsakkoord. Ouderkoepels, leerlingenkoepels en vakbonden. De ouders.
In mijn ervaring zijn ouders - en die zijn vaak bijzonder goed opgeleid - even
vaak bijzonder onwetend over de ware gang van zaken in een school. Ook de goede
lieden van het oudercomité, mensen die alles doen om het verblijf van de
kinderen op school zo goed mogelijk te omkaderen. Mensen die anderzijds de
problemen die kinderen in het onderwijs hebben uit eerste hand kennen. Beloof
deze mensen een systeem dat al die problemen kan oplossen. Waar denkt u dat ze
voor zullen kiezen? De gekende problemen of de beloofde oplossingen? Mensen
laten zich door scholen en overheid altijd al van alles beloven wat deze niet
waar kunnen maken. Waarom zouden ze zich dan geen dingen laten beloven door de
Elisabeth Meulemannen van Vlaanderen die beweren eindelijk de oplossingen te
hebben? “Als de scholen maar mee zouden willen.” De ouders verwijt ik dus
niets, omwille van hun bekommernis om hun kinderen. Maar betrokkenheid is niet
hetzelfde als expertise. Van de ouders van een patiënt verwacht men ook niet
dat zij gaan beslissen hoe de dokter voortaan moet opereren of hoe de
operatiekamer voortaan moet ingericht.
Jeugdig enthousiasme is ook geen expertise.
Jeugdig enthousiasme is ook geen expertise.
Wat de studentenkoepels betreft, heb ik de indruk dat ze
willen lopen voor ze kunnen stappen. De school willen besturen nog voor ze haar
met succes doorlopen hebben. Wie vraagt er aan zijn kleuters en pubers hoe hij
met de auto moet rijden of het budget besteden, ook al zijn ze betrokken partij?
Ik vraag hen zelfs niet hoe ik hen moet opvoeden. De scholieren van de
scholierenkoepel mogen wel vaker aan het woord op onze nationale zender en
telkens rijst bij mij de bedenking: hoe naïef zijn deze kinderen grootgebracht?
De journalist van dienst mag dan wel in de wolken zijn met de zogenaamd wijze
gedachten van deze lieve kinderen maar als je iedere dag jonge mensen van
aanschijn tot aanschijn ziet, valt vooral het Walt Disney gehalte op van veel
van hun ideeën. Dat maakt alvast mij bezorgd. En daarom heb ik altijd graag
oude literatuur met hen gelezen, om hen te laten afkicken van de huidige
overdoses aan zweverigheid, sentimentaliteit, overgevoeligheid. Ze hebben daar
al last genoeg van alleen door hun leeftijd. Terwijl de wereld een hardere plek
is dan die van de opgezalmde Disney sprookjes. Ik verkies daarom de originele
versie van de verhalen. Die waar Roodkapje of de biggetjes geen vriendjes
worden met de wolf maar wel opgegeten worden. Een gewaarschuwde big is er twee
waard en daarom verkozen mijn leerlingen die originele versie ook, al konden ze
het dromen niet laten. Hier is dus de vraag aan de orde hoe uitgerekend deze
jongeren van die koepels ‘verkozen’ zijn geraakt om alle scholieren te
vertegenwoordigen. En vooral: door wie worden ze aangestuurd en wie spiegelt
ook hun de ideale oplossingen voor alle problemen voor? “Zou het niet mooi zijn
als we allemaal in een onderwijs zitten waar iedereen zich goed voelt?”
Moeilijker is het niet om hen over de streep te halen. Ook in Hameln was er
slechts een simpel, welluidend wijsje nodig en de lezer weet intussen wel welke
ideologie ik hier als heimelijke Rattenvanger ontwaar.
“Parturiunt
montes, nascitur ridiculus mus”. De
bergen zijn in barensnood. Een petieterige muis wordt geboren.
Resten nog de vakbonden. Dat die ontevreden zijn, daar ben
ik het minst van onder de indruk. Met de ouders en de kinderen voel ik mee. Ik
ben heel mijn onderwijscarrière bij de vakbond geweest, bij COC en nadien bij
ACOD. In die vier decennia hebben ze zich uitsluitend met formele en praktische
zaken bezig gehouden (op tijd betaald worden, benoemingsvoorwaarden, al dan
niet geschonden rechten, arbeidsakkoorden met de overheid, bescherming tegen
willekeur van de directie ...). Waar ze ook zeer nuttig werk in verrichten.
Anders was ik er niet bij geweest. Maar nooit waren ze bezig met pedagogische
onderwerpen. Nooit. Niet in het minst. We weten ten andere dat ze als geen
ander trouw reageren op de ordewoorden van de partij waar ze aan onderhorig
zijn en dat ze marcheren "tegen de slechtste regering ooit" zodra de
oppositie dit beveelt. Ik zou onder de indruk zijn als ze dit akkoord van deze
regering zagen zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten