woensdag 21 december 2016

Het evangelie volgens Michael Montanus. Of alvast toch het kerstverhaal.

Toch heerlijk hoe drie of vier confessionele atheïsten (of agnosten) hier (hier dus) het kerstverhaal analyseren en verdedigen als een universeel verhaal. Dat het ook in andere vroegchristelijke (zogenaamd apocriefe) teksten voorkomt, werd door Vermeersch niet vermeld. Maar dat weet u hiermee dus. Evenmin kwamen de antieke 'heidense' elementen aan bod - let wel: heidens betekent niet ongelovig maar andersgelovig; voor een keer komt wat newspeak goed van pas. Idem voor de import van latere, vooral Germaanse symboliek (kerstboom, ballen, ...) i.v.m. de jaarwisseling. Of ik me gestoord heb aan de interpretatie door de Monty Python mannen? Nee hoor, ik zou niet weten waarom. Symbolen zijn ook leuk speelgoed en de wereld gaat nu eenmaal aan ernst ten onder. Always look at the bright side of life, dudum dudum.

Wel, precies  die vermenging van visies, dat syncretisme, evenals het ontbreken van historische exactheid en dus de complete symboliek ervan, vind ik nu ongemeen interessant. Verlies u niet in kritiek die alles letterlijk neemt, noch in fundamentalisme dat letterlijk hetzelfde doet. Zij laten geen ruimte voor waar het om echt om gaat. De kerststal en de verhalen er rond, zijn symbolen, een mythe, te weten een verhaal met een dubbele bodem, geestrijke voeding.

Eerst wat preken over letterlijk en symbolisch. Noch een verhaal, noch een symbool, noch een kerststal kan op iemands tenen trappen. Dat kunnen alleen ongelikte beren die niet kijken waar ze hun schuiten neerzetten. U wilde deze laatste zinnen van voor tot achter letterlijk interpreteren? Niet doen. Letterlijke betekenissen herleiden ook verliefdheid tot ordinaire chemische processen en beschouwen de vervoering en de poëzie ervan als betekenisloze bijproducten. Die weigering te zien dat er in de wereld wel wat meer gaande is, is een soort eigenhandig aangebracht stel oogkleppen, met een naam: materialistisch reductionisme. Ik ga nu geen lans breken voor het omgekeerde en alles herleiden tot een spirituele oorsprong en zeg dus gewoon dat die ‘bijproducten’, ‘onzichtbare ongrijpbaarheden’ als ons bewustzijn, vrije wil, inzicht, creativiteit, mededogen, verlangen naar schoonheid, ..., het leven de moeite maken. Ik moet dat toch niet uitleggen. Zie een mens die herleid is tot zijn vegetatieve staat. Zie de wijn aan het einde van dit evangelie. Mythen, rijkelijk opborrelend uit ons ‘bijproduct’ de geest, zijn minstens zo leerzaam als, zo niet meer leerzaam dan formules (die ocharme maar één interpretatie toelaten). Laten we dus niet speuren naar exactheid in dit verhaal maar eens neuzen in de symboliek.

Ziehier de uitleg zoals ik het verhaal intussen het liefst begrijp. Er zitten vanzelfsprekend zoals in elke droom of mythe of archetype meer betekenislagen in maar dit is alvast de betekenis volgens mijn evangelie. Jezus is hier niet de historische figuur Joshua ben Joseph (of hoe hij ook moge geheten hebben) maar de archetypische mens, Elkerlyc (ieder lic-haam, stoffelijk omhulsel). Deze geboorte is het lot van ieder mens. In een stal – in oude teksten wel degelijk een grot – wordt een goddelijk kind geboren, het goddelijke in ieder van ons. Wie niets wil weten van goddelijkheid, die begrijpt het dan maar als het ware humane, datgene waar de mens in wezen toe bestemd is, de betere, wijze mens. Symboliek is plooibaar, dus plooien maar. Het gebeuren vindt plaats in een donker oord, in het duisterste deel van het jaar. De mens wordt in het leven geworpen, als een balling, een zwerver, in een donker, knellend omhulsel dat hem enorm beperkt in zijn contacten met de wereld en de volle diepte daarvan. Hij is er in gezelschap van een os, ezel, schapen, een dierlijke natuur, die hem warm houdt. Ons biologische bestaan is alvast voor een deel animaal, we zijn een Minotaurus in het diepst van ons labyrint. Niet voor niets heeft Sint-Antonius heel wat te stellen met zijn zwijntje, zoals de boeddhist met zijn os. Dat kleine kind in ons is hulpeloos maar onder de hoede van een welwillende stiefvader, het aardse ego - de echte vader is van hemelse komaf, zeg maar het leven zelf. Zijn moeder is een maagd (zoals die van Mithras, Boeddha, Lao Tsu, Osiris ...), symbool van de 'ziel' die zich open stelt voor het goddelijke, voor wijsheid. Een maagd, open van geest en hart, bereid het ongerijmde, het letterlijk onmogelijke te aanvaarden. Om u geestelijk of spiritueel te bevruchten, dames en heren, moet ge geen ‘man bekennen’. Sokrates verloste als vroedvrouw ook mannen. De tros engelen boven het gebeuren vindt dat een blijde gebeurtenis, die geboorte als mens, hoe onbehaaglijk ze ook mag zijn, zoals ook de boeddhisten dat een unieke kans in de hele kosmos vinden, de kans om tot 'verlichting' te geraken. Allelujah dus! Jezuke is geboren, alleluja hallo, Jezuke is geboren in een bakske vol met stro. Misschien dat de ster iets zegt in die richting, de kans op verlichting. Of iets over de hemelse oorsprong van deze geboorte. Ik ben er niet helemaal uit. Over de herders en de drie koningen en Herodes moet ik ook nog eens nadenken. Maar Jezus, mens en god tegelijk, kan nu alvast aan zijn avonturen beginnen, zoals Odysseus of Herakles of Oidipous of Osiris of Mithras of welke heilige dan ook, en zijn zoektocht door de wereld, zijn zwerftocht vol beproevingen terug naar huis aanvatten, het kruis van zijn bestaan opnemen, zijn mythische twaalf werken volbrengen, en zo, via lijden en leren, zijn plek in ‘het rijk der hemelen’ opnieuw vinden. Dat is het ultieme goede nieuws voor iedereen, de vrede toegewenst aan alle mensen van goede wil. Voor wie het wil zoeken en zien: in het diepste duister komt het licht terug, er is licht aan het einde van de tunnel. Ook al lijkt het van niet. En dat herhaalt zich vanzelfsprekend telkens weer en dat moet gevierd op de dag van de zonnewende. Of in de buurt daarvan. Prettig Joelfeest, allemaal. Sol Invictus, de Onoverwinnelijke Zon, zal zegevieren.

In wezen een psychologisch, spiritueel verhaal dus, waar niet te vallen valt over historische of andere ‘fouten’. Niet zonder reden dus staat mijn eigen kerststal in de kast met spiritualiën. Want ook Dionysos was god van het onverwoestbare leven, dat in het duister herboren wordt, en Jezus werd niet voor niets Neos Dionysos, de nieuwe Dionysos genoemd. De wijn is een van hun beider geliefde symbolen, waarbij rottende, gistende vruchten van de aarde een geestrijke, spirituele drank opleveren die u in hogere sferen brengt, inzichten die ons uittillen boven het gewone, uit onze grot. 'Ik ben de ware wijnstok, de ranken dat zijt gij', nietwaar. Het geldt voor ieder van ons. Gewoon water dat in geestrijke wijn kan veranderen, de lotus die in donkere modder groeit, de dorre tak die plots een bloem draagt.

Klinkt deze uitleg u raar of zelfs ketters in de oren? Ik vind hem helemaal niet ver gezocht. Integendeel, ik heb na meer dan 60 jaar het tevreden gevoel de zaak eindelijk wat beter te begrijpen. En Plato, de mythenmaker, de man die ons het eeuwige symbool van de mens in zijn grot schonk, zou zeker kunnen leven met de kerststal en deze uitleg. Nietwaar, Plato?



Mijn kerststal onder zijn kristallijnen hemel, gesteund door de kosmische pilaren genaamd Grand Marnier en Alte Marillen. Het licht, dat tevens als ster fungeert, schijnt in deze duistere kast alleen maar als ik vrijwillig de deurtjes open zet, wat vooral gebeurt als ik op zoek ben naar geestrijke drank. Zoals u kan zien zijn de drie koningen rechts in eenklank met het multiculturele dogma. Bovendien is alles prefect recycleerbaar, klei, hout en glas en voor de drank heb ik een eigen verwerkingssysteem in huis. Toch wel geestig bedacht, vind ik. En daarmee weet u meteen wat de oorsprong is van het woord geestig. Ik vrees wel dat de gezondheidspolitie aanstoot gaat nemen aan deze configuratie. Maar dat is hun probleem.

dinsdag 13 december 2016

Over goed gevulde onderbroeken, de zijderoute, het smoelwerk van Cato, kwezelarij en warme achterwerken. Ah ja, en Trump, die nu ook mij in de pen heeft doen kruipen.

Op moederlijk bezoek lees ik al eens het Belang van Limburg. Laat ik eerst het plezante nieuws vermelden. Zo zie ik vanuit mijn ooghoek een titel die ik, nog steeds vanuit mijn ooghoek, meteen lees als 'Onderbroekje van Limburgse schrijnwerkers goed gevuld, maar ruikt minder ver'. Ik dacht: 'Wat ziet mijn oog?' Controle levert een geruststellender lezing op: 'Orderboekje van Limburgse schrijnwerkers goed gevuld, maar reikt minder ver'. OK, esprit mal tourné, ik weet het al lang.

Maar niet zo mal tourné als die van de journalist die de bespreking van een boek over de zijderoutes van de volgende titel meent te moeten voorzien: 'Trump wil mensen scheiden, de zijderoutes verbonden'. Sic. Een titel die naar het schijnt ook in een ander opinieblad staat, in exact dezelfde bewoordingen. Hoeveel bal heeft Trump in godsnaam met zijderoutes uit te staan? Wat wil de journalist bijgevolg aantonen? Dat hij zo weldenkend is van overal zijn eigen politieke opinie bij te sleuren en die aan zijn publiek op te dringen? Zoiets gelijk het eeuwige 'Ceterum censeo Carthaginem esse delendam' (Overigens meen ik dat Carthago verwoest moet worden), van Cato de Oudere aan het einde van zijn toespraken, ook na eentje over de teelt van kolen en spruitjes. In ieder geval, journalist, ik ben niet eens begonnen aan de lectuur van uw bespreking, ook al vind ik zijderoutes een heel aanlokkelijk onderwerp en zou ik er normaal niet aan kunnen weerstaan. En let wel, Trump laat mij redelijk koud.

Cato had dat natuurlijk niet slecht gezien. Gutta cavat lapidem, non semel sed saepe cadendo. 'Een druppel holt een steen uit, niet door één keer te vallen maar telkens weer.' De beproefde werkwijze waarmee ook oestrogeen zich al millennia staande houdt. Maar ze kent dus ook volgelingen als Cato. De methode kan dus prat gaan op veel ervaring. Uw publiek, en niet te vergeten gijzelf, gaan namelijk op de duur geloven dat het waar is, omdat het zo vaak gezegd wordt. Of wie er niet echt van overtuigd is, geeft toe om ervan af te zijn.

Overigens had Cato met alle doordrammerige types gemeen dat hij nogal zurig overkwam. Humor was aan hem niet of nauwelijks besteed, al was enig cynisme hem niet vreemd. Niet voor niets maakten de Romeinen, die zelf nogal ernstig en zwaar op de hand waren, hem tot Censor, de staatssecretaris die over de mores van de Romeinen moest waken. Anderzijds hebben de volgende uitspraken van hem wel een humoristisch ondertoontje.

Zo was hij sterk gekant tegen de aanwezigheid van Griekse cultuur in Rome, al dat bloot gebeeldhouw en vooral die retorische dubbelheid die de ene dag het ene en de ander dag iets anders kan verdedigen ... Griekse dokters, daar had hij het helemaal niet op: 'Ze hebben niet alleen gezworen ons allemaal uit te roeien, ze laten zich er nog voor betalen ook.' Vrij xenofoob, nietwaar. En het bijzondere is dat hij dit niet bedoelde als grap maar ernstig meende. Ook was hij geen voorstander van openbaar geknuffel. Hij zette ooit een Romein uit de senaat omdat die zijn vrouw in het publiek gekust had. Het excuus dat de man dat gedaan had om te controleren of ze niet gedronken had, daar trapte hij niet in. Hij vond dat een man zijn vrouw alleen in de armen mocht houden als ze bang was van donder en bliksem. En hij zou eraan toegevoegd hebben - zou weliswaar, we hebben geen historische zekerheid - dat het in Rome niet vaak genoeg onweerde naar zijn zin. Of iets van die strekking.

U mag nu wel opmerken dat Cato in feite een oude reactionaire zeur is, een van die oude blanke mannen die best dood blijven. Maar het kan verkeren. Zeurpieterij is van alle tijden en past zich bijzonder goed aan aan nieuwe biotopen. Zo hebben wij vandaag geen officiële censoren meer, die er van overheidswege op letten of we onze manieren wel houden. Maar des te meer officieuze, kersverse kwezels die in katzwijm vallen als iets naar hun heilige opinie te xenofoob, te seksistisch, te confronterend, te denigrerend, te stigmatiserend, te veralgemeniserend, te uit de tijd, te weinig newspeakerig is ...

Opgevoed zijnde in een tijd waar katholieken ons permanent controleerden op onzedige gedachten, woorden en daden, op vloeken binnen en buiten de kerk, op – godbetert – godslastering zelf of spot met zijn aardse vertegenwoordigers ..., ben ik daar bijzonder allergisch aan en heb ik genoten van een periode als de jaren 90 toen de oude kwezelarij amechtig naar adem hapte en de nieuwe nog te piep was om al veel van z'n oren, neus en andere onderdelen te kunnen maken. Maar sindsdien ... Kwezelarij with a vengeane. Revenge of the kwezels, I, II, III tot IX. Ik vind het daarom heel belangrijk de moderne versie van onbehoorlijke gedachten, vloeken, godslasterlijkheid en kwezelgedoe te herkennen. Jonge lezertjes van deze blog leren dat best zo vlug mogelijk onderscheiden van de interessantere dingen des levens. Het kan veel van hun plezier in het leven redden van verzuring en rancune.

Daar is oefening voor nodig. We beginnen met een eerste, oppervlakkige kennismaking met de eeuwige kwezel. Ze herkennen is immers best mogelijk via eenvoudige gezichtsanalyse. Zoiets als kwezelarij op het eerste gezicht (Is dat geen mooie titel voor een workshop?). Om vandaag alvast te kunnen beginnen met oefenen heb ik het portret van Cato toegevoegd (al wordt het ook aan Galba toegeschreven, maar we gaan nu niet zelf de kniesoor uithangen). Evenals het portret van Moeder Overste uit de Heren van Zichem en een andere kwezel uit die serie. De pastoor is trouwens in heel die uit de boeken van de onvolprezen Ernest Claes en het leven van toen gegrepen serie de enige die nog wat gezond verstand aan de dag legt in zijn zwaar verkwezelde omgeving. Dit terzijde.

De eerste twee gezichten staan in de gewone, dagdagelijkse stand, een stand waarin uw gezicht vanzelf terecht komt als ge maar genoeg afkeurende gedachten denkt over uw medemensen. De natuur, in de vorm van de zwaartekracht, helpt dan gaarne een handje. De Romeinen noemden het niet voor niets gravitas, zwaarte, ernst. De meeste mensen zijn zo niet geboren. Die stand is trouwens ook perfect bruikbaar als methode om leerlingen braaf te houden. Al raad ik aan hem enkel als truc te gebruiken en er niet naar te leven. In ieder geval, de zure smoel wordt gekenmerkt door vooral een zware frons tussen de wenkbrauwen, naar beneden gebogen mondhoeken en de onmogelijkheid om daar veel beweging in te krijgen, althans voor een glimlach of om iets vriendelijks te zeggen. Voor hooghartige afkeuring volstaan immers de bijbehorende vernietigende blik en het naar voren en omhoog persen van de lippen.

De laatste foto toont het gezicht dat ze automatisch opzetten wanneer ze onverwacht verrast worden door een ongepaste onbehoorlijkheid van uwentwege, alsof iemand met een koude hand plots aan hun warme derrière zit. Ogen en mond gaan dan tegelijk en even wijd open, gevolgd door een verontwaardigde kreet en een keuze uit verwijten, verwensingen en oproepen tot verdoemenis.

Tot slot nog dit. Er bestaat ook het gewone ernstige gezicht, dat veel gelijkenis hiermee vertoont. Dé toetssteen bij het maken van het verschil tussen authentieke verzuurdheid en gewone ernst is humor. Voornamelijk het gebrek eraan en nog voornamelijker het gebrek aan zelfrelativering, zelfspot. Lees er als huiswerk nog maar eens De Naam van de Roos van Umberto Eco op na, waar de humorloosheid van de orthodoxie de ene moord na de andere oplevert. Wie wel grapjes over zichzelf kan maken, moet er wel voor waken regelmatig ook ernstig genoeg te kijken. Want anders gaan ze u verdenken van lichtzinnigheid. Ik weet het, het is niet simpel. Maar oefening baart kunst en ze vertrekt bij het koesteren van vriendelijke gedachten over de mensheid, uzelf en uw tegenstanders inbegrepen.

Er is ook nog een zwaar inhoudelijk, psychologisch luik verbonden aan de herkenning van kwezelarij bij uzelf en bij anderen (met thema's als gebrek aan humor, schijnheiligheid, de-pot-verwijt-de-ketel-houding, overdrijving en andere vormen van leugens, zich weren als een duivel in een wijwatervat wanneer ze daarop betrapt worden, verkettering en excommunicatie van andersdenkenden ...) maar dat is onderwerp voor een andere workshop. Minstens zo interessant.

Ceterum censeo dat de zever in pakskes delendam esse.

maandag 12 december 2016

Over drielingen, zussen overhoop steken en de provocatio ad populum

Ik had u vandaag enkel willen vergasten op een vertaling (zie het vorige blogbericht) maar gezien de juridische actualiteit zal het ook een vertelling worden. Beschouw het maar als een bijdrage zoals die van Jean-Marie (Francken is een koorknaap - zie hier). Vanmorgen hielden wij tijdens het ontbijt, zoals steeds, een hoogstaand gesprek dat heldere inzichten opleverde. Besloten werd dat ik hiervan kond zou doen via dit onvolprezen medium. De inspiratie is niet allemaal de mijne, de verwoording wel.

De recente heisa rond de al dan niet gescheiden machten wikkend en wegend, herinnerden wij ons alras een twee duizend jaar oud verhaal, omdat we er zelf vele jonge knapen en maagdekens mee hebben ingeleid in de geheimen van oude spraakkunst, oude gedachten en oude manieren. Ooit, toen Rome nog jong was – geen honderd jaar oud – en door buren alom bedreigd, brak er een conflict uit, uitgerekend met de moederstad waar haar stichter Romulus vandaan kwam, Alba Longa, vandaag een pauselijk zomerverblijf een eindje onder Rome in de Albaanse heuvels. 

Albanen en Romeinen stonden met hun legers tegenover mekaar, tot de tanden bewapend en bereid te vechten tot de laatste man. Mannen mochten zich toen voor de verdediging van outer en heerd nog eens laten gaan. Gelukkig waren hun leiders, Tullus Hostilius en Mettius Fufetius – ik hou van die namen, jonge moeders; ideetje? – geen idioten. Een van beide wees erop dat wanneer ze mekaar in een hardnekkige broederstrijd zouden verzwakt hebben, er al een derde in de schaduwen gereed stond om hun beider steden in te palmen, de koning van de Etrusken, die Noord-Italië lustig aan het veroveren was. Dat moest dus anders opgelost.

Toevallig woonde er zowel in Rome als in Alba een drieling, in Rome drie zonen van een zekere Horatius, en dus ook Horatius genoemd, in Alba drie zonen van een Curiatius. Voor de duidelijkheid: dat is dus hun familienaam, van de voornamen ken ik er maar eentje. Deze twee drielingen zouden als kampioenen voor hun stad vechten en de winnende drieling zou de overwinning schenken aan zijn stad. Mooie afspraak, nietwaar, en vooral economisch omspringend met mannenlevens, iets wat in de geschiedenis eerder zeldzaam is.

Zo gezegd, zo gedaan. De twee legers zetten zich netjes neer op een terrein met hellingen, de voorlopers van tribunes, en de drielingen gingen aan de slag. Voor de Romeinen liep het niet goed. Binnen de kortste keren lagen twee Horatiërs dood neer. De drie Curiatiërs waren elk gewond, de ene al zwaarder dan de andere. Enkel Publius Horatius was nog intact. Tegen drie tegelijk was hij niet opgewassen, dat was duidelijk. Dus zette hij het, onder luid boegeroep en hoongelach, op een lopen. De drie Curiatiërs volgden, de ene vanzelfsprekend al rapper dan de andere. En zo geraakten ze verder en verder uit mekaar. Toen draaide Horatius zich om en velde zonder veel moeite de Curiatiër die hem het dichtst op de hielen zat. En dan begaf hij zich op een drafje naar de tweede, die hetzelfde lot onderging, en de derde, die hetzelfde lot onderging. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Dat wisten ze toen ook al, of alvast toch onze Horatius. Rome had de overwinning binnen en Horatius was de held van het jaar. Het volk droeg zijn redder juichend de stad in.

En nu wordt het heel triestig – tenminste als u het nog niet triestig genoeg vindt dat vijf knappe Italianen in de bloei van hun leven dat leven hadden geofferd voor hun stad. Horatius had namelijk een zus, Horatia. Horatia was verloofd met een van de Curiatiërs. Verloofd geweest, zo vernam ze bij de blijde intocht van haar broer. Huilend en woedend verweet ze haar broer de dood van haar geliefde. Horatius, onwrikbaar opgevoed in een mentaliteit dat het heil van de gemeenschap boven ieder individueel belang staat, stak zijn zus ter plekke dood. ‘Zo mag het iedereen vergaan die weent om een vijand’.


Ontsteltenis alom. Het juichende volk viel stil, ontdaan, als door de hand van een huiveringwekkende god geslagen. Dit was de grootste misdaad die een Romein kon plegen: een familielid doden. Hij mocht nog zo’n held zijn, deze vreselijke daad ging in tegen het natuurrecht. Terzijde gezegd: indertijd maakte men nog een onderscheid tussen onveranderlijk natuurrecht of goddelijk recht (goddelijk in de zin van: het menselijke overstijgend) en door mensen gemaakt en dus veranderbaar recht. Er zijn nu eenmaal zaken waar een mens niets aan te vertellen heeft: het hebben van een ziel maar ook krachten als DNA (afkomst) en testosteron, oestrogeen, adrenaline, die bijvoorbeeld maken dat men voor zichzelf en z’n verwanten opkomt, ... In ieder geval, moord op verwanten, het schenden van gasten of gastheren, het schenden van doden ... vielen onder goddelijk recht en daar kon en mocht geen menselijke wet wat aan veranderen.

Horatius had dus een rechtszaak aan zijn broek, euh rokje in die tijd, en eentje waar – in tegenstelling tot een hoop andere rechtszaken – dus weinig rek op zat qua interpretatiemogelijkheden. Hij was schuldig en de rechters veroordeelden hem ter dood. Toen gaf de koning, die nog niet gehoord had van enige scheiding der machten of die deed of zijn neus bloedde, hem de raad een beroep te doen op het volk. De zaak was immers ongerijmd genoeg: een volksheld die zijn leven heeft gewaagd om zijn volk te redden datzelfde leven even later ontnemen ... Laat het volk, dat zowel gejuicht had om zijn offerbereidheid als gehuiverd om de meedogenloze behandeling van zijn verliefde zus, maar beslissen. Zo geschiedde.

Vader Horatius kwam pleiten voor zijn enige resterende kind. Romeinse processen verliepen altijd zeer emotioneel – Italië, weet u wel – en de Romeinen waren altijd zo wijs om rekening te houden met beroering onder het volk. Horatius werd dus vrijgesproken, uit medelijden met de oude vader, die voor het heil van hun allen al zijn kinderen had verloren. Maar vader Horatius moest offers brengen aan de goden wier recht geschonden was, en de clan van de Horatiërs bleef dat nog eeuwen doen. En jonge Horatius zelf moest zijn trotse hoofd buigen en onder een juk doorgaan, publiek een knieval doen, niet vanzelfsprekend in een machowereld.

Het verhaal komt van Livius, een bijzonder leesbare schrijver maar niet noodzakelijk historisch exact, omdat hij schreef over zes eeuwen voor zijn tijd en met hoofdzakelijk mondelinge traditie als bron. Het verhaal lijkt enkele zaken te willen duidelijk maken: hoe het belang van de gemeenschap uiteindelijk zwaarder dient te wegen dan individueel belang; hoe ook helden door een gebrek aan zelfbeheersing in de fout kunnen gaan; hoe een opvallend element uit de Romeinse jurisdictie ontstaan was, de provocatio ad populum, de hulp inroepen van het volk. In Livius tijd bestond die mogelijkheid nog steeds, ook al was het volk in de meeste rechtszaken vervangen door een jury. Nog wat later, toen Rome een keizerrijk werd en de basis van gezag in het rijk niet meer het volk maar de keizer was, kreeg men de kans op een provocatio ad caesarem. In ieder geval, telkens een instantie die eventuele ongerijmdheden door rechterlijke uitspraken of bestuurlijke beslissingen kon recht trekken.

Tot slot een vraag: als de Romeinen die niet uitblonken in democratische gezindheid dat konden, een beroep laten doen op het volk in een zaak die heel het volk aanbelangde, waarom kunnen wij, grootste democraten uit de geschiedenis, dat dan niet meer? Of tenminste, waarom zou gemor onder het gepeupel en zijn verkozen vertegenwoordigers meteen moeten betekenen dat het onschendbare, onfeilbare recht, deze keer niet van de goden maar van politiek benoemde en desalniettemin sacrosancte menselijke rechters, geschonden is?

Vandaag is iedere beroepsgroep onderhevig aan juridische inspectie. Handige advocaten en klagende klanten hebben brood gezien en centjes geroken in de klachtenbranche. En zo komt het dat een klassenraad wordt teruggefloten en een A-attest moet uitdelen aan een op alle hoofdvakken gebuisde leerlinge, door het besluit van een rechter die geen rekening houdt met de uitdrukkelijke bevoegdheid van deze vertegenwoordigers van de uitvoerende macht, het toekennen van diploma’s, en oordeelt, niet op basis van de eigenlijke beoordelingsmethode, examenresultaten, maar vanuit de typisch juridische invalshoek, papieren motivaties, die zij dan al dan niet voldoende acht. Gevolg: sindsdien werken scholen vele uren en dagen om in hun dossiers en rapporten zoveel mogelijk tekst te verwerken alleen om te voorkomen dat hun vele andere werk met één pennentrek teniet wordt gedaan. Het eigenlijke werk ten aanzien van de leerlingen is uiteindelijk van ondergeschikt belang aan de vrees van directies en scholen om een tijdverslindende juridische procedure op te lopen. Vaak is het gemakkelijker leerlingen maar te delibereren en dus meteen alle mogelijke klachten te vermijden. Waardoor de juridisering te samen met de oeverloze verwachtingen van de overheid de dood van het eigenlijke onderwijs betekenen, want het omturnen tot een zoveelste administratieve dienst.

Idem bij de politie, die met veel moeite boeven vangt, die de dag zelf nog vrijgelaten worden door rechters die vinden dat er geen gegronde redenen waren om ze vast te houden. Waarom zouden ze zich nog moe maken? Idem voor geneesheren, die zware verzekeringen moeten aangaan om ingedekt te zijn tegen mogelijke schadeclaims, terwijl de verplegers lijstjes afvinken om toch maar aan te tonen dat ze alle taken hebben uitgevoerd en geen tijd meer vinden voor de patiënten. Idem voor producenten van microgolfovens, want er moest maar eens een idioot zijn kleine of zijn chihuahua in willen drogen of opwarmen en zichzelf zo als slachtoffer gaan voorstellen van een onverantwoordelijk handelende firma.

Met andere woorden, de juridische wereld legt ons met z’n allen een nooit in de geschiedenis geziene, energie verslindende en verstikkende hoop vaak wereldvreemde regels op, maar zou zelf liefst boven alle kritiek en controle verheven blijven. Ik dacht het niet. En ik doe dus een beroep op het volk dat zich nu al vele jaren de regulitis moet laten welgevallen die op zuiver juridische leest geschoeid is en daardoor vreemd is aan de eigenlijke gang van zaken in de wereld. Vooral het volk dat de zorg voor anderen tot een roeping heeft gemaakt maar dat door die juridisering verdorie veel plezier in z'n werk moet laten verbrodden. Vivat ad populum provocatio, patrona illa civitatis ac vindex libertatis. Leve het beroep op het volk, beschermster van de gemeenschap en garantie van de vrijheid (naar Cicero, De oratore, 48.198).
Mijn kerstwensen voor dit bloedige jaar

Gisteren voor de zevende keer dit jaar bomaanslag in Istanboel, voor de honderddertigste keer een aanslag op Kopten in Egypte ... en op zoveel andere plekken. Bloedige Ares waart rond over de aarde, zo kort voor een feest van de Vrede.

Mars, of Ares voor de Grieken. Als kosmische kracht is hij brenger van de verdeeldheid nodig voor het ontstaan van leven: zonder licht geen duister en dus geen zichtbare wereld, zonder man en vrouw geen kind ... U kent het wel, de tegengestelden die het leven mogelijk maken. ‘Oorlog, vader van alles’ zei Herakleitos. Let wel, dit is geen aansporing tot strijd maar de vaststelling dat het snijdende zwaard onvermijdelijk bestaat. 

Maar hij is ook de vaste compagnon van lieflijke, lentebrengende Aphrodite, die verbindt en de wereld hun kind Harmonia schenkt. Hij is een god van uitbundige dans en onstuimige, jeugdige vitaliteit. De god die de kracht schenkt nodig om onvermijdelijke strijd te strijden maar tegelijk om de eigen opvliegende impulsen te beheersen en vrede te zoeken en te bewaren. Echte mannen beheersen zichzelf. 

Het lijkt mij de moeite vandaag wat antieke gebeden aan hem te wijden. Het moeten niet altijd kerstwensen zijn. U zal zien dat ze beide eindigen bij zijn vermogen tot vrede. Het eerste is een Orphische hymne, het tweede een Homerische. De vertaling blijft kort bij het Griekse origineel. Ik heb geen moeite gedaan om het al te modern te laten klinken, want de teksten zijn nu eenmaal meer dan tweeduizend jaar oud. Het zijn een soort litanieën, met veel opsommingen van zijn kwaliteiten. Ha ja, niet vergeten, hij is ook te zien aan de hemel, als de Rode Planeet.




Orphische Hymne (65):

Onbreekbare Ares, sterk hart, grote kracht, machtige god,
wapenminnaar, onbuigzame, doder van stervelingen, bestormer van muren,
vorst Ares, met dreunende wapens, immer door moord bevlekt,
gij die u verheugt in bloed en mannenmoord, oorlogsgeraas, huiveringwekkende,
gij die met zwaard en speer smacht naar strijd zonder gratie,
breng tot staan de waanzinnige tweestrijd, laat los het pijnlijk werk dat harten breekt,
geef toe aan uw begeerte naar Aphrodite en Dionysos’ feesten,
verruil de kracht van uw wapens voor het werk van Demeter,
begeer vrede die kinderen verwekt en welvaart schenkt.

Homerische Hymne:

Ares almachtig, met de zware strijdwagen en gouden helm,
sterk hart, schilddrager, stadsbeschermer, bronsgeharnaste,
sterke arm, onvermoeibaar, met uw stevige lans, burcht van de Olympos,
vader van Overwinning en succes in de oorlog, helper van gerechtigheid,
vijandig geweld de baas, leider der meest rechtvaardige mensen,
stafhouder van mannelijkheid, die wentelt op uw vuurrode kring
tussen de zeven banen der hemeltekens, waar jonge hengsten uw wagen
vurig daarboven op het derde rijvak houden*.
Hoor mij, toevlucht der stervelingen, schenker van onstuimige jeugd,
laat uw gloed zacht van daarboven over ons bestaan stralen, opdat ik in staat zou zijn
bittere slechtheid te verjagen van mijn hoofd,
met de overwegingen van mijn ziel bedrieglijke impulsen om te buigen,
waakzaam en standvastig te blijven in mijn hart, dat mij opjaagt
ijskoude strijd in te gaan; maar schenk mij onversaagd vertrouwen
om te blijven bij de vriendelijke wetten van de vrede,
en te ontkomen aan verwarde strijd met wie mij kwaad toewenst en een gewelddadig doodslot.

Oprecht vrede toegewenst aan alle mensen van goede wil.


*grapje, ik heb geen zin om de antieke niet-Copernicaanse kosmologie hier uit te leggen.

donderdag 8 december 2016

Over lerarentekort en een simpele kijk op het leven

Nog gauw Hilde Crevits een plezier doen voor ik mijn kerstboom ga opzetten. Hilde, ik zal het lerarentekort eens in een oogwenk uit de wereld helpen. Gewoon omdat ik mensen graag een plezier doe, ook ministers.

Wist u dat, beste mensen, de 22-uren-week van de leerkrachten in feite vaak ook een 20- of 21-uren-week is? En dat bovendien velen slechts een 4/5 of ½ opdracht vervullen?

Wist u dat die uren dan nog niet eens 60 minuten duren maar per definitie slechts 50 en in de praktijk maximaal 40 à 45?

En wist u dat er slechts op zo'n 180 dagen in een jaar wordt lesgegeven? En dat slechts gedurende 1/3 van een etmaal, zodat leerkrachten slechts 1/6 van het jaar werken?

Tot slot, het ‘werk’ dat men in die luttele tijd op school verricht, wordt eigenlijk gedaan door de computer.


Ge gaat het volk nu zien toestromen, in dichte drommen. Het leven kan bijwijlen toch heerlijk simpel zijn.
Over Katholieke Kathleen, gelijkheid en onderwijsvernieling

En nu mijn slecht karakter even luchten. Vannacht per ongeluk Kathleen Cools op bezoek gehad. Ik bedoel, de tv sprong plots aan en ik mocht van nabij het oudercontact van Hilde Crevits met hoofdinspectrice Cools meemaken. Geef mij dan maar een gewone nachtmerrie met mottige monsters en moordenaars.

De goede scores op het rapportje van het Vlaamse onderwijs in wiskunde, leesvaardigheid, wetenschappen waren totaal onbelangrijk. Ons Hildeke kreeg vakkundig de mantel uitgeveegd omdat ze gebuisd was 'op het vak ongelijkheid' (aldus de inspectrice). 'Dat is bijzonder slecht nieuws voor het Vlaamse onderwijs', zei ze, zwaaiend met de nieuwe rood-groene catechismus. 'U die staat voor wij en verbinden ... en dan die ongelijkheid'. Hilde moest zich laten kapittelen en, welopgevoed als ze is, hield zij alvast haar manieren.

Katholieke* Kathleen, orthodox in de leer, duldde trouwens geen flauwe excuses, als het verdubbelde aantal anderstaligen. Dat de scholen zo'n prutsprobleempje niet in een handomdraai opgelost krijgen!? Hoe is het mogelijk, de VRT heeft het al zo vaak gezegd: iedereen moet gelijk zijn, evenveel puntjes hebben, centjes, talentjes, liefjes, kindjes, kwaaltjes, praatjes en zevertjes en dan pas zal het goed zijn. Daar hebben we nu al zoveel jaren over gezaagd en geklaagd, lijken ze in bepaalde sectoren te denken, en het probleem is nog niet weggezaagd. Het doet mij wat denken aan een kerkhof. Daar ligt iedereen even plat en even ver onder het niveau waar leven zich normaal afspeelt.

U vraagt zich waarschijnlijk af waarom ik tegen mijn principes in toch ben blijven kijken? Wel, omdat ik graag enige duiding gekregen had, wat objectieve informatie omtrent dit prangende probleem. De inspectrice had geduldig kunnen uitleggen aan ons Hilde hoe ze dat taalprobleem van vele immigranten die zo graag hier willen vertoeven, oplossen in bijvoorbeeld Cuba of Saudi-Arabië of Noord-Korea, om maar enkele gidslanden te noemen. Of bij onze Franstalige broeders, waar de kloof veel minder groot is. Nooit gehoord van remediëring en studiebegeleiding op maat, Kathleen? Hier is wel degelijk een kans gemist om de hardleerse Vlaming te bekeren tot betere inzichten.

Het vak ongelijkheid kwam ook even ter sprake toen de inspectrice het had over de persoonlijke gelijkheidsmanie van de nieuwe paus van het VVKSO, Lieven Boeve, die de 22-uren-week wil voor de leerkrachten. Sic: 22-uren-week. Collega's, verheft uw hart. Verheugt u altegader. Gij gaat voortaan nog maar 22 uren moeten werken in plaats van die 50 (op een gewone week, wel te verstaan). Maar ongelijke Hilde, die moet in de hoek.

En laten we dan nu tot slot, dierbare gelovigen, ter meerdere eer en glorie van de VRT en zijn hoofdinspectrice met zijn allen de hymne aanheffen: 'Heilig, heilig, heilig de zeur, godin der betwet'rige gedachten'.

* Katholiek is gewoon een millennia oud moeilijk woord voor ‘geldig voor iedereen’, zoals orthodox van oudsher betekent: ‘de juiste leer aanhangend’.


PS: Dat de ‘goede’ resultaten voor het Vlaamse onderwijs, zoals alles in het leven, in feite heel relatief zijn en alles behalve flink waren, is niet ter sprake gekomen. Ze vertonen immers een onrustwekkende achteruitgang ten opzichte van vroegere Vlaamse schoolprestaties. Daar schuilt het echte probleem en dat zal wel doorsijpelen in het bewustzijn de volgende dagen. En onvermijdelijk gaat dit weerom leiden tot heftig aangeheven litanieën door rood-groene paters & nonnen over hun noodzakelijke onderwijsvernieuwing. Daarom meteen mijn analyse: beschouw de oorzaak niet als de oplossing. Vijftig jaar lang al (jawel) wordt ‘vernieuwd secundair onderwijs’ (VSO) aangeprezen en alvast via leerplannen doorgedrukt. Voornaamste kenmerk: een gezamenlijke eerste graad die kinderen tot in hun volle puberteit in een genivelleerde kleuterschooltoestand houdt. Dit is decennia lang, zo niet in structuren dan zeker via de leerplannen, doorgedrukt als remedie voor problemen die we indertijd niet hadden maar nu wel hebben, jawel dus, precies ten gevolge van die ‘vernieuwingen’. De oplossing is dus niet nog meer ‘vernieuwing’ maar minder. Wederopbouw van ons onderwijs zou wel eens kunnen bestaan in het hervinden van aloude werkwijzen (als homogene klasgroepen, frontaal onderwijs, focus op kennis, taal als basis ...). Maar dat is voor een andere keer.