maandag 8 augustus 2016

Opstel zonder ironie, wel met wat beeldspraak - herwerkt fb-bericht van 11 jan. 2015

Naar aanleiding van de aanslag in Parijs maakte ik me, zoals velen, zorgen. Niet om de eigen huid, wel om die van mijn kinderen. En daarmee bedoel ik niet alleen mijn fysieke nakomelingen maar ook de talloze jonge mensen die jaar na jaar in mijn klassen passeerden en, tot mijn grote vreugde - ik hou van kleurtjes -, uit vele hoeken van de wereld kwamen. U moet weten dat ik altijd nogal opgetogen was over het kleurrijke Genk en vond dat het behoorlijk meeviel met het samenleven op de Limburgse heide daar. Dat zal wel zijn omdat er genoeg bos ligt tussen de verschillende wijken maar ook het gemeenschappelijk verleden in de diepte van de koolmijnen zit daar voor veel tussen: daar was iedereen even zwart en hadden ze mekaar nodig, zodat er ook na de sluiting in de diepte onder de verschillen een soort gemeenschapsgevoel bleef. En dan komen daar van die lieden die alleen maar in hun grote gelijk kunnen geloven, wiggen drijven tussen mensen die met mekaar geen noemenswaardige problemen hadden.

Ik had er toen geen eigen woorden voor. En dus zocht ik die bij een van mijn lievelingsschrijvers, de dichter-mysticus Mevlana, die voor wie dieper wil kijken dan het eigen gelijk de perfecte boodschap heeft:

Een Pers, een Turk, een Arabier en een Griek waren samen op reis naar
een ver land.
Ze kregen ruzie over de vraag waar ze het enige muntstuk
dat ze samen bezaten, moesten uitgeven.
Alle vier wilden ze er eten van kopen,
maar de Pers dacht aan angoer,
de Turk aan oezoem,
de Arabier aan inab
en de Griek aan stafil.
De ruzie liep hoog op, want
niemand begreep wat de anderen wilden.
Toevallig kwam een taalkundige voorbij, die hen hoorde ruziën.
'Geef de munt maar aan mij', zei hij.
'Dan zal ik zorgen dat jullie allemaal je
zin krijgen.'
De taalkundige kreeg de munt en liep naar een winkeltje,
waar hij vier trosjes druiven kocht.
Vervolgens gaf hij alle mannen een trosje.
'Dat is nu een angoer!' riep de Pers.
'Ik noem dit oezoem!' zei de Turk.
'U hebt inab voor me meegenomen', zei de Arabier.
'Niet waar! In mijn taal heet dit stafil', riep de Griek.
Opeens kwamen de mannen tot het besef
dat ze allemaal hetzelfde hadden gewild,
maar dit niet aan elkaar duidelijk hadden kunnen maken.

Rumi - 1000 verhalen.

Dit is natuurlijk een spirituele boodschap, geput uit de mystieke beleving van de ene grond onder alle bestaan in de wereld, de druif, die u dus niet letterlijk mag opvatten. Immers, zoals altijd, drukken mystiek en poëzie zich uit in beeldspraak. Dus ook die taalkundige niet opvatten als een talenleraar maar gewoon als iemand die in staat is het gemeenschappelijke te zien achter de verschillen en de verschillen te begrijpen en te 'vertalen'. Zoals in een kleurboekje iedereen de prentjes met eigen kleuren mag invullen maar daarbij niets kan veranderen aan het eigenlijke prentje. Zelfs niet als hij buiten de lijnen kleurt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten