Opstel zonder ironie, wel met wat beeldspraak - herwerkt
fb-bericht van 11 jan. 2015
Naar aanleiding van de aanslag in Parijs maakte ik me, zoals
velen, zorgen. Niet om de eigen huid, wel om die van mijn kinderen. En daarmee
bedoel ik niet alleen mijn fysieke nakomelingen maar ook de talloze jonge
mensen die jaar na jaar in mijn klassen passeerden en, tot mijn grote vreugde -
ik hou van kleurtjes -, uit vele hoeken van de wereld kwamen. U moet weten dat
ik altijd nogal opgetogen was over het kleurrijke Genk en vond dat het
behoorlijk meeviel met het samenleven op de Limburgse heide daar. Dat zal wel
zijn omdat er genoeg bos ligt tussen de verschillende wijken maar ook het
gemeenschappelijk verleden in de diepte van de koolmijnen zit daar voor veel
tussen: daar was iedereen even zwart en hadden ze mekaar nodig, zodat er ook na
de sluiting in de diepte onder de verschillen een soort gemeenschapsgevoel
bleef. En dan komen daar van die lieden die alleen maar in hun grote gelijk kunnen
geloven, wiggen drijven tussen mensen die met mekaar geen noemenswaardige problemen
hadden.
Ik had er toen geen eigen woorden voor. En dus zocht ik die
bij een van mijn lievelingsschrijvers, de dichter-mysticus Mevlana, die voor
wie dieper wil kijken dan het eigen gelijk de perfecte boodschap heeft:
Een Pers, een Turk,
een Arabier en een Griek waren samen op reis naar
een ver land.
Ze kregen ruzie over de vraag waar ze het enige muntstuk
dat ze samen bezaten, moesten uitgeven.
Alle vier wilden ze er eten van kopen,
maar de Pers dacht aan angoer,
de Turk aan oezoem,
de Arabier aan inab
en de Griek aan stafil.
een ver land.
Ze kregen ruzie over de vraag waar ze het enige muntstuk
dat ze samen bezaten, moesten uitgeven.
Alle vier wilden ze er eten van kopen,
maar de Pers dacht aan angoer,
de Turk aan oezoem,
de Arabier aan inab
en de Griek aan stafil.
De ruzie liep hoog op,
want
niemand begreep wat de anderen wilden.
Toevallig kwam een taalkundige voorbij, die hen hoorde ruziën.
'Geef de munt maar aan mij', zei hij.
'Dan zal ik zorgen dat jullie allemaal je
zin krijgen.'
niemand begreep wat de anderen wilden.
Toevallig kwam een taalkundige voorbij, die hen hoorde ruziën.
'Geef de munt maar aan mij', zei hij.
'Dan zal ik zorgen dat jullie allemaal je
zin krijgen.'
De taalkundige kreeg
de munt en liep naar een winkeltje,
waar hij vier trosjes druiven kocht.
Vervolgens gaf hij alle mannen een trosje.
'Dat is nu een angoer!' riep de Pers.
'Ik noem dit oezoem!' zei de Turk.
'U hebt inab voor me meegenomen', zei de Arabier.
'Niet waar! In mijn taal heet dit stafil', riep de Griek.
waar hij vier trosjes druiven kocht.
Vervolgens gaf hij alle mannen een trosje.
'Dat is nu een angoer!' riep de Pers.
'Ik noem dit oezoem!' zei de Turk.
'U hebt inab voor me meegenomen', zei de Arabier.
'Niet waar! In mijn taal heet dit stafil', riep de Griek.
Opeens kwamen de
mannen tot het besef
dat ze allemaal hetzelfde hadden gewild,
maar dit niet aan elkaar duidelijk hadden kunnen maken.
dat ze allemaal hetzelfde hadden gewild,
maar dit niet aan elkaar duidelijk hadden kunnen maken.
Rumi - 1000 verhalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten